Klantenquête en evaluatie beschut werk

In 2015 is de Participatiewet ingevoerd. De belangrijkste doelstelling van die wet was meer mensen aan het werk te krijgen, in het bijzonder mensen met een arbeidsbeperking. Gemeenten kregen er een nieuwe doelgroep bij: jonggehandicapten met arbeidsvermogen die voorheen een beroep konden doen op de Wajong. De Participatiewet is door het SCP geëvalueerd met bijdragen van onder andere de Inspectie SZW. De staatssecretaris van SZW heeft de integrale evaluatie van de Participatiewet inclusief de Inspectierapporten 20 november 2019 aan de Kamer aangeboden.

De bijdragen van de Inspectie zijn de klantenquête 2019 onder de doelgroep Participatiewet en de evaluatie beschut werk die de Inspectie op verzoek van de staatssecretaris heeft uitgevoerd.

Inspectie Klantenquête 2019

De klantenquête 2019 laat, evenals de eerde klantenquêtes, zien dat mensen die onder de Participatiewet vallen overwegend positief staan tegenover werk, maar vanwege belemmeringen (vaak op gezondheidsgebied) nog niet in staat zijn om op korte termijn al aan het werk te gaan. De meesten hebben zodoende niet alleen behoefte aan hulp bij het zoeken van werk, maar ook aan ondersteuning om werkfit te worden.

De mensen die vóór de invoering van de Participatiewet al een uitkering kregen van de gemeente, ervaren sinds de invoering van de Participatiewet nauwelijks verschillen in de ondersteuning en hun waardering voor de dienstverlening is onveranderd. Nog altijd geeft ongeveer 60% aan dat ze niet hoeft te solliciteren. Dat komt overeen met het aandeel dat zichzelf (nog) niet in staat acht om te werken. Verschillende bevindingen duiden erop dat deze mensen eerder minder dan meer druk ervaren om aan het werk te komen. Zo is sinds de eerste meting van Inspectie SZW in 2015 het aandeel dat graag wil werken en van plan is werk te gaan zoeken, significant gedaald. Wel geven zij vaker aan dat ze gesprekken met de sociale dienst voeren.

Voor de jonggehandicapten is de toegankelijkheid van de ondersteuning volgens cliënten enigszins verslechterd ten opzichte van de situatie vóór de invoering van de Participatiewet, toen UWV nog verantwoordelijk was voor de hulp aan jonggehandicapten. Zo kunnen zij minder makkelijk in contact komen met de sociale dienst dan voorheen met UWV.

Driekwart van de jonggehandicapten met recente werkervaring, heeft geen contact met de sociale dienst in de periode dat ze aan het werk zijn. Driekwart van deze groep heeft zelf werk gevonden, zonder tussenkomst van de gemeente. Begeleiding door een jobcoach is volgens veel jonggehandicapten cruciaal om het werk succesvol te kunnen doen. Het aandeel jonggehandicapten dat hulp van een jobcoach in het werk ervaart is minder dan 40%. Dat is beduidend minder dan onder werkende Wajongers (circa 60%).

Van de mensen die bij de invoering van de Participatiewet op de Wsw-wachtlijst stonden is ongeveer één op de drie inmiddels aan het werk. Degenen die nog niet werken zijn negatief over hun kansen om nog aan het werk te komen: bijna twee op de drie van hen verwacht geen werk meer te vinden. Ook is deze groep kritisch over de ondersteuning door de gemeente: slechts één op de drie niet-werkenden vond de genoten hulp zinvol en voldoende.

Meer dan de helft van niet-uitkeringsgerechtigden die werk zoeken weet niet dat de gemeente hen moet helpen bij het zoeken naar werk. Mensen die om hulp vragen, krijgen die vaak niet, bijvoorbeeld omdat de gemeente weigert om te helpen of omdat de betrokkene vastliep in regels en procedures. Jonggehandicapte niet-uitkeringsgerechtigden ontvangen, net als bij de voorgaande meting, wel vaker en meer substantiële hulp dan de overige niet-uitkeringsgerechtigden.

Evaluatie beschut werk door Inspectie SZW

Uit eerder onderzoek van de Inspectie bleek dat veel gemeenten weinig actief waren met het realiseren van de doelstellingen van beschut werk. Deze onderzoeken van de Inspectie hebben geleid tot een wetswijziging van beschut werk per 1 januari 2017. Vanaf dat moment zijn gemeenten verplicht voor mensen die een positief advies beschut werk krijgen van UWV, een beschut werkplek aan te bieden.

De evaluatie beschut werk laat zien dat gemeenten sinds de wetswijziging actiever zijn geworden met het realiseren van beschut werk. Er is een duidelijke stijging waar te nemen in het aantal gerealiseerde beschut werkplekken. De geraamde aantallen worden echter bij verreweg de meeste gemeenten nog niet gerealiseerd.

De Inspectie concludeert dat gemeenten op de goede weg zijn met beschut werk, maar dat er nog de nodige hobbels op de weg liggen. Gemeenten benutten vaak nog niet alle mogelijkheden om beschut werkers te vinden en te plaatsen. De Inspectie meent dat gemeenten op die punten van elkaar kunnen leren. Verder zijn er mensen die moeilijk plaatsbaar zijn en die het risico lopen tussen wal en schip terecht te raken.

De gemeenten konden geen duidelijk beeld geven van de kosten die met beschut werk gemoeid gaan. De Inspectie kan daarom ook geen uitspraak doen over de vraag of de Rijksmiddelen voor beschut werk toereikend zijn. Wel plaatst de Inspectie vraagtekens bij de wijze van financieren. De prikkels die daarvan uitgaan bevorderen naar de mening van de Inspectie niet het realiseren van beschut werk.

De Inspectie gaat ten slotte in het rapport in op het toekomstperspectief. Gemeenten zijn voor het realiseren van beschut werk sterk afhankelijk van SW-bedrijven, daarom is het zaak dat de SW-bedrijven levensvatbaar blijven. Daar zijn herstructurering en investeringen voor nodig.