Inspectrices 'met tact' voor de werkende vrouw

Estella Kleerekoper (1876-1942) studeerde farmacie en promoveerde in 1900 aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam op een proefschrift over phoeniceïne, een kleurstof gehaald uit purperhout. Toch ging ze na haar studie niet aan de slag als apotheker.

Ze werd 1 van de eerste 'Inspectrices van den Arbeid' en bracht samen met haar vrouwelijke collega's problemen onder werkende vrouwen aan de orde. Een thema dat door de tijd heen verschillend werd aangepakt.

Inspecteurs voor een veilige werkomgeving

Aan het einde van de negentiende eeuw werden de 'Inspecteurs van den Arbeid' de oren en ogen van de overheid op de werkvloeren. Er was maar weinig bekend over de arbeidsomstandigheden in het land. Inspecteurs trokken daarom steeds vaker naar fabrieken en werkplaatsen om werkend Nederland in kaart te brengen. Daarbij verscherpte de Veiligheidswet van 1895 de veiligheidsmaatregelen in werkplaatsen, waardoor er meer inspecties nodig waren. Al snel bleek dat de inspecteurs de groeiende vraag naar inspecties niet alleen aankonden. Steeds meer mensen steunden het idee om ook vrouwelijke inspecteurs aan te nemen; inspectrices.

Beschaafde dames met tact

In 1899 en 1900 werden de eerste 3 inspectrices aangenomen, waaronder Kleerekoper. Toenmalig directeur-generaal bij de 'Inspectie van den Arbeid', Hendrik van IJsselsteijn (1860-1941) liet weten dat deze inspectrices 'beschaafde dames' moesten zijn, met 'tact, goede gezondheid en goed begrip van de belangen van arbeidsters'. Inspectrices hoefden geen wetenschappelijke opleiding te hebben en kregen daarom een lagere vergoeding. De 3 aangenomen inspectrices waren het hier niet mee eens. Ze schreven IJsselsteijn een brief waarin ze benadrukten dat 2 van hen waren benoemd op basis van hun academische diploma's als apotheker.

De vrouw begrijpt beter de vrouw

De behoefte aan meer 'mankracht' was niet de enige reden om inspectrices aan te nemen. Vrouwelijke werknemers zouden zich makkelijker uitspreken over misstanden op de werkvloer bij een andere vrouw. Dit idee bleef lang de norm. Na de Tweede Wereldoorlog benadrukte hoofdinspectrice Mia Berden (1914-2011) dat inspectrices zich moesten richten op de arbeidsomstandigheden van werkende vrouwen. In 1910 stelde Kleerekoper al dat lange werkdagen van gehuwde vrouwen ten koste gingen van hun huishoudelijke taken. Ook onder Berden werden er onderzoeken gedaan naar deze 'dubbele taak'.

Mannelijke inspectrices

Vanaf de eind jaren '60 werd het idee dat een vrouw liever haar hart lucht bij een andere vrouw steeds meer als ouderwets gezien. Inspectrices kregen bredere taken, zoals personeelsbeleid en het verminderen van werkstress. Er werd gevraagd naar inspectrices met een wetenschappelijke achtergrond in human resources. Ook mannen gingen deze functies vervullen. Omdat de titel 'inspectrice' bleef, waren er in 1980 mannelijke inspectrices. Taken werden gebaseerd op expertise en niet op geslacht. Vanaf 1989 kwam de decenniaoude functietitel 'inspectrice' te vervallen. Voortaan was iedereen die inspecties uitvoerde een 'inspecteur van de arbeid'.

Leren van het verleden

De ideeën over vrouwen op de werkvloer zijn in de loop der tijd veranderd, zowel binnen als buiten de Arbeidsinspectie. Tot de jaren '60 werd het sociale welzijn van arbeiders vaak toegeschreven aan de verzorgende rol van de vrouw. Inspectrices voerden niet hetzelfde werk uit als hun mannelijke collega's. Vanaf de jaren '60 werden inspecties minder geslachtsgebonden, maar het toezicht op werkende vrouwen blijft belangrijk. Met nadruk op gelijkheid tussen mannen en vrouwen en de bestrijding van discriminatie en seksuele intimidatie.

Meer weten over de rol van inspectrices en hun bevindingen? Lees het boek '135 jaar toezicht op de arbeid' en ontdek de fascinerende en uiteenlopende wereld van de Arbeidsinspectie.