De eeuwige strijd tegen gevaarlijke stoffen
Herman Kuijper (1864-1915) bemoeide zich vanaf zijn start als inspecteur zeer intensief met de veiligheid in luciferfabrieken. Niet zonder reden. In die tijd zat in de meeste lucifers witte fosfor. Een brandbare stof die een groot gevaar vormde voor de fabrieksarbeiders.
Met het harde werk en door de vasthoudendheid van Kuijper en zijn collega's werd het verbod op witte fosfor 1 van de eerste internationale regelingen voor de gezondheid van werkenden. Het toezicht op de veiligheid en gezondheid blijft in alle tijden een belangrijk thema voor de Arbeidsinspectie.

Witte fosfor aan de kaak gesteld
Het grootste gevaar van witte fosfor was de damp die ervan af kwam. Deze was brandgevaarlijk en tastte de kaak ernstig aan. Dit wordt fosfornecrose genoemd. De aandoening begint als kiespijn in de onderkaak en leidt tot het afsterven van kaakweefsel. Al in 1896 waarschuwde Kuijper politici hiervoor. Vrouwen en kinderen hoefden toen niet meer te werken met fosfor, maar dat was volgens de inspecteurs onvoldoende. Na veel aandringen werd in 1901 de Fosforluciferwet aangenomen, die een algemeen verbod op witte fosfor instelde.
Luchtmaskers en watersloten
Net voor de Tweede Wereldoorlog was de Arbeidsinspectie veel bezig met kwartsstof en acetyleen. Deze stoffen kwamen in verschillende sectoren voor en brachten serieuze risico's met zich mee. Kwartsstof is afkomstig van zandsteen en is de boosdoener achter de 'steenhouwersziekte' silicose. Acetyleen werd gebruikt in de lastechniek en is zeer explosief.
Inspecteurs richtten zich op bescherming: ze informeerden werknemers die met zandsteen werkten over ventilatie en luchtmaskers. Dat advies werd helaas niet altijd opgevolgd. Voor acetyleenflessen ontwikkelden de inspecteurs een waterslot dat explosies voorkwam. Hoewel de maatregelen tegen silicose beperkt waren, was het waterslot een belangrijke stap in het verminderen van acetyleenongevallen.
Explosieve toename van stoffen
Na de Tweede Wereldoorlog was er een explosieve toename van nieuwe stoffen. Regels werden daarom vooral ingezet om directe gevolgen als explosies en branden te voorkomen. De Wet Gevaarlijke Stoffen van 1963 stelde concrete regels voor de opslag en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Voor zowel een betere bedrijfsveiligheid als de gezondheid van werknemers.
Een aangescherpte Arbowet
In 1980 werd de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) ingevoerd. Deze maakte werkgevers en werknemers samen verantwoordelijk voor een veilige en gezonde werkvloer. Zij konden samen beslissen wat het beste was voor het bedrijf. Het doel was minder dwingende regels en meer zelfregulering. Vanaf 2010 namen de twijfels over dit systeem toe. Ongevallen zoals chemische branden namen toe en beroepsziekten werden weinig gemeld. In 2017 werd de Arbowet aangescherpt. Werkgevers en werknemers moesten verplicht samenwerken met inspecties en bedrijfsartsen kregen meer ruimte om ziekten te rapporteren.
Leren van het verleden
Sinds de oprichting houdt de Arbeidsinspectie zich bezig met gevaarlijke stoffen op de werkvloer. Inspecteurs moeten elke situatie opnieuw beoordelen, omdat nieuwe werkvormen, technologieën en stoffen steeds andere risico's met zich meebrengen. Ook oude gevaren, zoals bij kwartsstof en acetyleen, duiken weer op. De blootstelling aan gevaarlijke stoffen blijft een uitdaging, met ruim 1.000 stoffen waarvan de risico's nog onbekend zijn. Goede informatie over en registratie van stoffen blijven belangrijk voor de veiligheid en gezondheid van werkend Nederland.
Meer weten over hoe de Arbeidsinspectie omging met het thema Gevaarlijke stoffen door de tijd heen? Lees het boek '135 jaar toezicht op de arbeid' en ontdek de fascinerende wereld van de Arbeidsinspectie.